Een toepassing modelleren in Service Fabric

Dit artikel bevat een overzicht van het Azure Service Fabric-toepassingsmodel en het definiëren van een toepassing en service via manifestbestanden.

Inzicht in het toepassingsmodel

Een toepassing is een verzameling samenstellende services die een bepaalde functie of functies uitvoeren. Een service voert een volledige en zelfstandige functie uit en kan onafhankelijk van andere services worden gestart en uitgevoerd. Een service bestaat uit code, configuratie en gegevens. Voor elke service bestaat code uit de uitvoerbare binaire bestanden, de configuratie uit service-instellingen die tijdens runtime kunnen worden geladen en gegevens bestaan uit willekeurige statische gegevens die door de service moeten worden gebruikt. Elk onderdeel in dit hiërarchische toepassingsmodel kan onafhankelijk van elkaar worden geversied en bijgewerkt.

Het Service Fabric-toepassingsmodel

Een toepassingstype is een categorisatie van een toepassing en bestaat uit een bundel van servicetypen. Een servicetype is een categorisatie van een service. De categorisatie kan verschillende instellingen en configuraties hebben, maar de kernfunctionaliteit blijft hetzelfde. De exemplaren van een service zijn de verschillende serviceconfiguratievariaties van hetzelfde servicetype.

Klassen (of 'typen') van toepassingen en services worden beschreven via XML-bestanden (toepassingsmanifesten en servicemanifesten). De manifesten beschrijven toepassingen en services en zijn de sjablonen op basis waarvan toepassingen kunnen worden geïnstantieerd vanuit het installatiekopieënarchief van het cluster. Manifesten worden in detail behandeld in Toepassings- en servicemanifesten. De schemadefinitie voor het ServiceManifest.xml- en ApplicationManifest.xml-bestand wordt geïnstalleerd met de Service Fabric SDK en hulpprogramma's voor C:\Program Files\Microsoft SDKs\Service Fabric\schemas\ServiceFabricServiceModel.xsd. Het XML-schema wordt beschreven in de serviceFabricServiceModel.xsd-schemadocumentatie.

De code voor verschillende toepassingsexemplaren wordt uitgevoerd als afzonderlijke processen, zelfs wanneer deze worden gehost door hetzelfde Service Fabric-knooppunt. Bovendien kan de levenscyclus van elk toepassingsexemplaar onafhankelijk worden beheerd (bijvoorbeeld geüpgraded). In het volgende diagram ziet u hoe toepassingstypen bestaan uit servicetypen, die op hun beurt bestaan uit code, configuratie en gegevenspakketten. Om het diagram te vereenvoudigen, worden alleen de code-/config-/gegevenspakketten voor ServiceType4 weergegeven, hoewel elk servicetype enkele of alle pakkettypen bevat.

Service Fabric-toepassingstypen en servicetypen

Er kunnen een of meer exemplaren van een servicetype actief zijn in het cluster. Stateful service-exemplaren, of replica's, bereiken bijvoorbeeld een hoge betrouwbaarheid door de status te repliceren tussen replica's op verschillende knooppunten in het cluster. Replicatie biedt in wezen redundantie zodat de service beschikbaar is, zelfs als één knooppunt in een cluster uitvalt. Een gepartitioneerde service verdeelt de status (en toegangspatronen voor die status) verder over knooppunten in het cluster.

In het volgende diagram ziet u de relatie tussen toepassingen en service-exemplaren, partities en replica's.

Partities en replica's binnen een service

Tip

U kunt de indeling van toepassingen in een cluster weergeven met behulp van het hulpprogramma Service Fabric Explorer dat beschikbaar is op http://< uwclusteradres>:19080/Explorer. Zie Uw cluster visualiseren met Service Fabric Explorer voor meer informatie.

Volgende stappen